Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW1257

Datum uitspraak2006-04-06
Datum gepubliceerd2006-04-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200601000/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 28 april 2005 heeft de gemeenteraad van Elburg het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Broeklanden" vastgesteld.


Uitspraak

200601000/2. Datum uitspraak: 6 april 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: het college van burgemeester en wethouders van Oldebroek, verzoeker, en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 28 april 2005 heeft de gemeenteraad van Elburg het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Broeklanden" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 13 december 2005, kenmerk 2005-002206, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 31 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 6 februari 2006, beroep ingesteld. Bij brief van 31 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 6 februari 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 maart 2006, waar verzoeker, vertegenwoordigd door A. Hulsebosch en J. Klein, ambtenaren van de gemeente, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. O.P.B.C. Slakhorst en mr. J.B.J. Bekhorst, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad, vertegenwoordigd door B. Bossenbroek en G. Steentjes, ambtenaren van de gemeente. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft. 2.3.    Het plan voorziet in de realisering van een bedrijventerrein vrijwel in aansluiting op het stedelijk gebied aan de oostkant van de kernen Elburg en Oostendorp. Het gaat om een oppervlakte van circa 20 hectare waarvan 13 hectare aan bedrijven kan worden uitgegeven. 2.4.    Verzoeker stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Verzoeker voert hiertoe aan dat Provinciale Staten bij de vaststelling van het Streekplan Gelderland 2005 (hierna: het streekplan) het in geschil zijnde gebied ten onrechte niet hebben beschermd door opneming in het groen - blauwe raamwerk. De streekplanafwijkingsprocedure waarbij de wijziging van het groen - blauwe raamwerk in multifunctioneel gebied heeft plaatsgevonden ter uitvoering van het besluit van Provinciale Staten is daarenboven formeel gebrekkig uitgevoerd. Gelet op deze bezwaren tegen het streekplan had het streekplan niet als toetsingskader van het goedkeuringsbesluit mogen dienen. Tegen het streekplan staat, behoudens concrete beleidsbeslissingen, geen beroep open. Rechterlijke toetsing kan alleen plaatsvinden door het goedkeuringsbesluit van het bestemmingsplan aan te vechten, aldus verzoeker. 2.5.    Niet in geding is dat de locatie waar het bedrijventerrein is voorzien, deel uitmaakt van het open weidegebied Broeklanden. Het plangebied is niet als speciale beschermingszone in het kader van de Vogel- of Habitatrichtlijn aangemeld. 2.6.    De Voorzitter is op basis van de stukken en naar aanleiding van het verhandelde ter zitting van oordeel dat in ieder geval de kwalificatie van het in geschil zijnde gebied nader onderzoek vergt, waartoe de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent. Daarenboven is de Voorzitter er niet op voorhand van overtuigd dat de gevolgde procedures tot vaststelling en correctie van het streekplan zonder meer de toets der kritiek kunnen doorstaan. Gelet hierop ziet de Voorzitter, gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, reeds hierom aanleiding het verzoek toe te wijzen en de hierna vermelde voorlopige voorziening te treffen. De overige onderdelen van het verzoek behoeven geen bespreking meer. 2.7.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 13 december 2005, 2005-002206; II.    gelast dat de provincie Gelderland aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,00 (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat. w.g. Bartel    w.g. Van Onselen Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2006 178-463.